Geschreven door Jacques van Alphen. Hij was hoogleraar dierecologie bij het Institute of Biology Leiden (IBL) en aan de Université de Rennes in Frankrijk. Hij is gespecialiseerd in evolutionaire ecologie en gedragsecologie.
In dit boek bespreekt hij een breed scala aan onderwerpen over evolutie, ecologie en gedrag van honingbijen. Centraal staat de aandacht voor het imkeren in een veranderende sociale omgeving. Dit dwingt ons imkers tot een herijking van de manier waarop we met onze bijen omgaan.
Het boek is opgebouwd rond twee centrale thema’s: enerzijds de ontwikkeling van resistentie tegen Varroa in bijenvolken en anderzijds een pleidooi voor het imkeren met de inheemse donkere bij. Van Alphen maakt zich sterk voor behoud en selectie van de inheemse zwarte honingbij en maakt duidelijk welke gevaren en bezwaren kleven aan het imkeren met exotische rassen.
Hij bespreekt de verschillende mogelijke routes die de verschillende ondersoorten, zoals iberiensis, carnica, ligustica en mellifera, hebben gevolgd vanuit hun Aziatische oorsprongsgebied. De oost-west lopende bergketens in Europa leidden tot een natuurlijke scheiding tussen deze ondersoorten.
Als evolutiebioloog besteedt Van Alphen veel aandacht aan het seksuele leven van de honingbij en de ingewikkelde implicaties daarvan voor het overleven van de honingbij: paring van maagdelijke koninginnen met zoveel mogelijk vreemde darren om inteelt te voorkomen, waar honingbijen erg gevoelig voor zijn. Hij toont aan hoe deze aspecten van het ingewikkelde seksuele leven van de honingbij belangrijk zijn voor het weerbaar maken van bijenvolken tegen ziekten en parasieten. Dit houdt ook in dat hij een voorstander is van standbevruchting vanwege het behoud aan genetische diversiteit in een volk, zodat dit weerbaarder en gezonder wordt.
Ook gaat hij uitgebreid in op het ontwikkelen van resistentie tegen Varroa. Hoe kan het dat in de Verenigde Staten en West-Europa nog altijd honingbijenvolken sterven aan infecties met Varroa, terwijl de honingbijen in Zuidelijk Afrika en Zuid-Amerika er al snel resistent tegen werden? Varroa is al 40 jaar een probleem doordat we op de verkeerde eigenschappen hebben geselecteerd, zoals productiviteit en zachtaardigheid, in plaats van op natuurlijke weerstand. Een voorbeeld: veel imkers houden van mooie aaneengesloten broedplaten. Hagelschot is uit den boze! Maar gaten in het broed kunnen ook een uitdrukking zijn van goed functionerend uitruimgedrag van aangetast broed door werksters.
Het is duidelijk dat resistentie tegen Varroa zich niet kan ontwikkelen als er chemisch behandeld wordt. Dan overleven immers ook de volken die niet of weinig resistent zijn. Ineens ophouden met bestrijden zou echter volgens Van Alphen leiden tot een ineenstorting van de Nederlandse honingbijenpopulatie, aangezien er te weinig ‘resistente genen’ beschikbaar zijn bij de vrije paring. We kunnen pas stoppen met chemisch behandelen als het percentage resistentiegenen zo hoog is geworden dat een door de imkers redelijk geacht deel van de volken kan overleven zonder deze chemische bestrijding.
Van Alphen is geen voorstander van teelt in een gesloten populatie, zoals bijvoorbeeld plaatsvindt op bevruchtingsstations, vanwege het zijns inziens grote gevaar van inteelt op termijn. Alleen bij teelt in een open populatie kunnen de wapens van de honingbij in werking treden: paring van de jonge koningin met zoveel mogelijk darren, ver van haar volk, en daarnaast een hoge recombinatiesnelheid van de genen, de herschikking van de genetische eigenschappen door de uitwisseling van stukjes van genen tussen verschillende chromosomen.
Om natuurlijke selectie een kans te geven en honingbijen weerbaar te maken tegen ziekten en parasieten is een populatiestructuur nodig waarbinnen honingbijen vrijelijk kunnen paren: standbevruchting dus. De door hem aangedragen oplossing bestaat uit het vermeerderen van volken met resistentiegenen en die volken dan breed verbreiden voor vrije paring. Daar zit een tegenstelling in: eerst de resistente volken in een gesloten populatie vermeerderen (bevruchtingsstations, KI) en dan pas de natuurlijke paring laten werken.
Veel Nederlandse imkers hebben een groot wantrouwen tegenover de zwarte bij en imkeren liever met carnica’s of buckfastbijen. Van Alphen keert zich tegen de in zijn ogen onwetenschappelijke benadering van Broeder Adam, die zich volledig richtte op kruising van ondersoorten en zich krachtig afzette tegen de donkere bij. Van Alphen betoogt dat selectie binnen de zwarte bij tot dusverre niet of nauwelijks heeft plaatsgevonden. Volgens hem valt er hier nog veel vooruitgang te boeken. Zijn behoorlijk radicale oplossing is om de bestaande bevruchtingsstations op de Waddeneilanden Vlieland, Ameland en Schiermonnikoog voor carnica en buckfast om te vormen tot stations voor de zwarte bij. Argument daarbij is dat Schiermonnikoog een Nationaal Park is en Ameland en Vlieland Natura 2000-gebieden zijn. Vreemd dus dat daar exoten rondvliegen.
Het probleem hierbij lijkt mij dat er in Nederland maar heel weinig redelijk raszuivere zwarte volken te vinden zijn. Vermenigvuldiging daarvan zal dus geen sinecure zijn, nog afgezien van de vraag hoe de zwarte bij er nu precies uitziet en zich gedraagt. Ietwat bevreemdend hierbij is dat Texel, als laatste toevluchtsoord in Nederland voor de donkere bij, niet één keer in de tekst wordt genoemd, en evenmin het door de stichting De Duurzame Bij in stand gehouden paringsstation voor de zwarte bij op Neeltje Jans.
In het boek staan uitgebreide beschrijvingen van de onderzoeken aan het gedrag van honingbijen van Karl von Frisch, Martin Lindauer en Thomas Seeley. Met name het werk van de laatste passeert uitgebreid de revue. Het laatste hoofdstuk is een beschrijving van de door Seeley genoemde aspecten van ‘Darwiniaans imkeren’. Zie ook mijn pagina over dit onderwerp. Van Alphen’s eindconclusie is: hoe is het mogelijk dat in het licht van zo veel nieuwe inzichten er in Nederland nog steeds imkerij bedreven wordt op de ouderwetse manier?
Door de veelheid van besproken onderwerpen is dit een boek dat zich richt tot een breed publiek, ook voor biologisch geïnteresseerde niet-imkers zeker de moeite waard. De lezer moet echter geen praktische tips verwachten voor het imkeren met de zwarte bij of het telen van Varroatolerante volken.
2022: Uitgeverij Brooklyn
ISBN 978 94 92754 448
€ 19,90
144 blz.
