Productiviteit en gezondheid van bijenvolken worden sterk bepaald door dracht en ziekteverwekkers en parasieten. Hierop kunnen we invloed uitoefenen door maatregelen zoals reizen naar drachtgebieden en bestrijding, met name van de varroamijt. Daarnaast is selectie een manier om deze karakteristieken te beïnvloeden. Bovendien kunnen we door selectie zachtaardigere en minder zwermlustige volken krijgen.
Al sinds lang vindt er bij honingbijen selectie plaats. Zo zijn er in de loop der jaren landrassen met voor bijenhouders goede eigenschappen ontstaan en is Broeder Adam bijna een eeuw geleden op Buckfast Abbey begonnen honingbijen via kruising en selectie te verbeteren.
Met een aantal collega’s heeft Pim Brascamp een serie artikelen geschreven in Bee World over de inrichting van selectieprogramma’s. Hierbij was de invalshoek vooral praktisch: wat wil je bereiken, wat komt er bij kijken en hoe organiseer je het? Maar achter de antwoorden op die vragen zit theorie, met name over de selectie op kenmerken die door veel genen worden beïnvloed, wat meestal het geval is.
Gebaseerd op die artikelen is nu een e-boek (in het Engels) verschenen: ‘Genetics of selection in honeybees’. Hierin wordt ingegaan op die theorie achter de selectieprogramma’s. Het doel van de schrijvers is een publiek te bereiken van telers en van wetenschappers om hen nader te informeren over de achtergronden van selectieprogramma’s, en dan vooral over de kwantitatieve aspecten van de genetica.
De theorie achter selectie is een wetenschapsgebied met veel wiskunde. Daardoor vinden veel mensen het ingewikkeld. Dit boek presenteert die theorie op een toegankelijke manier, vanzelfsprekend vooral gericht op de honingbij. Daarin vult het een lacune: er zijn veel boeken over de praktijk, maar het is lastiger om informatie over de onderliggende theorie te vinden.
In feite zijn de zaken die in dit boek aan de orde komen ook in algemene theorieboeken en in de wetenschappelijke literatuur te vinden. Maar die kennis is hier toegespitst op de honingbij met alle eigenaardigheden van dien, zoals de bevruchting van koninginnen in de lucht door vele darren en het feit dat je kenmerken niet meet aan één individu, maar aan een volk.
De auteurs leggen veel nadruk op de rol van het toeval, namelijk het feit dat de eitjes die een koningin legt heel sterk kunnen verschillen wat betreft de eigenschappen die via dat eitje worden doorgegeven aan nakomelingen. Dit komt doordat een willekeurige helft van de erfelijke aanleg wordt doorgegeven. In de praktijk wordt deze grote genetische variatie vaak onderschat, terwijl je daar in een selectieprogramma wel degelijk rekening mee moet houden.
Dit boek is vooral bedoeld als achtergrond bij de opzet van een selectieprogramma. Het bevat handreikingen over hoe je bepaalt hoe belangrijk je verschillende eigenschappen vindt, hoeveel volken je moet hebben om succesvol te kunnen selecteren en hoe je bij de beoordeling van kenmerken onderscheid kunt maken tussen erfelijkheid en omgeving. In z’n eentje kan een imker met maar weinig volken daar meestal niet veel mee. Het boek richt zich dan ook op samenwerkingen van imkers, teeltgroepen, en in het bijzonder op telers met een coördinerende en organiserende rol.
Het boek is opgebouwd uit 5 hoofdstukken, inclusief de inleiding.
Hoofdstuk 2 gaat over het teeltdoel: welke kenmerken zijn van belang om op te selecteren? Ook wordt het verschil behandeld tussen teeltdoelen en selectiecriteria. Teeltdoelen gaan over de kenmerken die men door selectie zou willen veranderen, selectiecriteria over de waargenomen karakteristieken op grond waarvan we de betere volken kunnen selecteren. Daarnaast worden suggesties gedaan om die teeltdoelen scherper te krijgen, bijvoorbeeld door het organiseren van enquêtes onder eindgebruikers.
In dit hoofdstuk wordt Beebreed geïntroduceerd, de dienst die teeltwaarden schat van volken die zijn getest door telers. Uitgelegd wordt hoe die teeltwaardes berekend worden. Het is hierbij belangrijk ons te realiseren dat bij de beoordeling van volken de meeste kenmerken zowel door de genetische eigenschappen van de koningin als die van de werksters worden beïnvloed.
Hoofdstuk 3 gaat over kwantitatieve aspecten van de genetica, de theorie achter kenmerken die beïnvloed worden door veel genen. Vandaar het woord kwantitatief. Begrippen als erfelijkheidsgraad, herhaalbaarheid, inteelt en effect van selectie worden hier behandeld. De auteurs leggen uit waarom het zo moeilijk is om verbeteringen van één generatie op de andere op te sporen en waarom een nieuwe generatie van heel goede ouders genetisch tóch niet beter is. De uitdaging is om genetische invloed en omgeving van elkaar te scheiden bij het beoordelen van prestaties van volken. Om het nog ingewikkelder te maken bestaat er daarnaast ook nog interactie tussen het genotype en de omgeving. Dat wordt bijvoorbeeld zichtbaar in het feit dat lokaal aangepaste volken het beter doen in hun oorspronkelijke omgeving dan op andere plaatsen.
Belangrijk voor telers is de snelheid waarmee verbetering wordt bereikt. Die wordt beïnvloed door twee grootheden: de mate van genetische verbetering tussen twee generaties en het generatieinterval. Telers proberen beide grootheden te beïnvloeden.
In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de berekening van teeltwaardes. Je kunt volken op hun eigenschappen vergelijken, maar eigenlijk wil je dieper kijken: naar de erfelijke aanleg. En meer in het bijzonder naar het doorgeven van erfelijke aanleg aan de volgende generatie: de teeltwaarde. Bij de schatting van teeltwaardes is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen verschillen binnen en verschillen tussen bijenstanden.
Hoofdstuk 5 tenslotte gaat over selectieprogramma’s. Hier gaat het over factoren die de mate van erfelijke vooruitgang bepalen en afwegingen die daarbij gemaakt moeten worden. Het hoofdstuk eindigt met een aantal voorbeelden uit de wetenschappelijke literatuur, waarin verschillende aspecten van het optimaliseren van selectieprogramma’s aan de orde komen.
Deze belangrijke en nuttige publicatie is vrij beschikbaar!
Genetics of selection in honeybees (2024). Pim Brascamp, Aleksandar Uzunov, Piter Bijma en Manuel Du.
https://edepot.wur.nl/675067.