De Varroadruk lag hoog dit jaar, doordat de herfst lang warm bleef. Daardoor broedden de volken lang door, wat de Varroapopulatie in de kaart speelde. In de lente van 2023 zal blijken wat de gevolgen hiervan zijn.
Ik bepaal de Varroadruk uitsluitend door het tellen van mijten op de onderlegger. De natuurlijke mijtval, dus. Maar dan wel over een lange periode, gaande van het begin van de herfst tot diep in de winter, en ook nog eens van de diepe winter tot laat in het voorjaar. De telresultaten reken ik om tot de gemiddelde mijtval per dag. Daar blijken grote schommelingen in te zitten, met als gevolg een grillig verloop. Daarom bereken ik ook het twaalfdaags voortschrijdend gemiddelde en de cumulatieve mijtval over de hele telperiode. Deze waarden geven een veel betrouwbaarder beeld van de opbouw van de mijtpopulatie. Hierdoor worden verschillen tussen volken beter zichtbaar.
De krommen van de cumulatieve mijtval vertonen vaak een S-vorm, zoals we die veel zien in de natuur. Na een langzame start volgt een min of meer steile helling die dan uiteindelijk weer afvlakt. Bij sommige volken verloopt de kromme lineair, een rechte lijn dus, zonder afvlakking. Weer andere vertonen een exponentiële curve, wat leidt tot een explosie aan mijten. Volken met deze soorten krommen vallen uit voor de vermeerdering.
Op een bepaald moment in de herfst neemt de mijtval per dag in de meeste gevallen af. Dit is een teken dat het broednest in omvang afneemt. De mijtval per dag blijft vanaf nu laag tot er in het voorjaar weer broed verschijnt. De vaak gehanteerde drempelwaarde voor chemische bestrijding van 1 gevallen mijt per dag in december lijkt mij wel erg streng. Bovendien houdt deze waarde geen rekening met de grootte van het bijenvolk. In een groot volk vallen nu eenmaal meer mijten dan in een klein volk. Daarom heeft deze drempelwaarde in de praktijk weinig zeggingskracht.
Elk volk laat in feite een eigen patroon van de mijtval zien. De vraag is nu of deze verschillen in mijtvalpatronen per dag iets zeggen over het vermogen van het bijenvolk om de Varroamijt aan te pakken en te overleven. Intussen weten we uit veel internationaal onderzoek dat volken die niet bestreden worden diverse mechanismen ontwikkelen om te kunnen overleven met Varroa.
De krommen van de cumulatieve mijtval die zojuist aan bod kwamen worden gedefinieerd door een aantal grootheden: a_ = de kromming aan het begin van de curve; b_ = de afbuiging aan het eind van de curve; r_ = de snelheid van de mijtval (in mijten per dag), dus de steilheid van de curve; Y0 = de mijtval bij het begin van de telling; en K = het maximaal aantal gevallen mijten.
![]() | ![]() |
Hieronder staan in een grafiek voor 8 onbehandelde volken op mijn bijenstand de waarden voor (a_, r_) uitgezet, met r_ op de horizontale en a_ op de verticale as. Alle r_ waarden boven de 2 zijn naar mijn inschatting slecht. Daarmee vallen in ieder geval de volken 22-02, 22-05 en 22-08 uit voor vermeerdering. De volken 22-03 en 22-06 hebben een lage a_ en een lage r_ en komen dus in aanmerking voor vermeerdering, mits ze ook in andere opzichten voldoen, natuurlijk.
