Velen van ons imkeren 11 maanden per jaar heel goed, maar wanneer de zwermtijd komt slaat onze soevereine, planmatige bedrijfsvoering om in improvisatie, wanneer we gesteld worden voor onverwachte situaties.
Wolfgang Golz kennen we van de Golzkast, maar er is veel meer over hem te vertellen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw was hij hoofdredacteur van de Norddeutsche Imkerzeitung. Hij hield er een aantal uitgesproken meningen op na, onder andere dus over de ideale behuizing van bijenvolken.
Golz was een standimker, met wel dertig verschillende standen, zodat hij flink wat kilometers moest afleggen om zijn bijen te bezoeken. Reizen met de bijen vond hij maar niks: ‘nicht wirtschaftlich’. Maar we moeten niet vergeten dat hij imkerde in de tachtiger jaren van de vorige eeuw, toen er andere drachtomstandigheden heersten.
De zwermtijd
Als in het voorjaar de eerste volken in zwermstemming komen, breken er voor de imker enkele weken aan waarin hij zijn volken in bedwang moet houden om geen zwermen te verliezen.
Er zijn ontelbaar veel methoden beschreven om het zwermen ofwel te verhinderen ofwel in goede banen te leiden. Op een stoeltje voor de bijenstal zitten totdat de zwerm afkomt is niet doenlijk. De meesten van ons zijn geen boeren meer die de hele dag rond het huis scharrelen. En zwermen zijn vaak niet echt sociaal acceptabel meer, nog afgezien van de moeite die je als imker hebt als ze op een slecht bereikbare plaats zitten. Mensen hebben er angst van, hoe je het ook wendt of keert en of dat nou terecht is of niet. We zijn een eind afgeraakt van de plattelandssamenleving.
Sommige imkers willen bijen die niet of nauwelijks meer zwermen. Ik vraag me af of dit niet een heilloze weg is. Zwermen is een uiting van vitaliteit van het volk. Het doet me een beetje denken aan honden die alleen nog maar met de keizersnede verlost kunnen worden, of kippen die nooit meer broeds worden, zodat hun eieren bij andere kippen ondergeschoven moeten worden.
Broeder Adam heeft aangegeven (tijdens zijn vaak geciteerde voordracht in Kassel in 1960) dat de enige werkelijk betrouwbare zwermverhindering bestaat uit het wegnemen van de oude koningin. Dit houdt in dat het nu moerloze volk zelf een nieuwe koningin moet gaan produceren ofwel dat we een nieuwe koningin in zo’n volk moeten invoeren. Het komt maar heel zelden voor dat een jonge koningin zwermt in het jaar van haar geboorte, dus kunnen we weer rustig ademhalen als er eenmaal een jonge koningin in een volk rondloopt.
De methode ‘2×9’
Golz bouwde voort op dit idee met een beproefde methode die hij samenvatte onder de pakkende naam ‘2 x 9’. Hij kwam hier bij toeval op. Hij had een koningin besteld, maar de levering daarvan was vertraagd. Het volk dat die koningin moest aannemen was in zwermstemming geraakt en had al gesloten moerdoppen, die hij wegbrak. Hij gaf daarop een nieuw raam met open broed om te voorkomen dat het volk zich moerloos zou gaan voelen. Toen de bestelde koningin dan eindelijk aankwam haalde hij het raam met broed uit de kast en voerde de koningin in. Het meeste broed in het volk was intussen uitgelopen en de nieuwe koningin begon terstond met leggen. Deze methode van koninginnen invoeren werkt in veel gevallen, vooral aangezien er geen open broed meer aanwezig is en het volk zich dus hopeloos moerloos voelt.
De kern van de methode ligt in het twee keer breken van moerdoppen. Dit heeft Golz in de loop der jaren verder uitgewerkt en versimpeld.
De vereenvoudiging bestond eruit om 9 dagen na het eerste breken van moerdoppen het volk van een reepje cellen met eieren te voorzien. Uiteraard afkomstig van een prima volk. Op dit stukje raat ontstaan moerdoppen, waarvan hij er één liet staan. Zo maakt de jonge moer haar bruidsvlucht vanuit het sterke volk en niet vanuit een kernvolkje met een soeplepel aan verzorgende bijen. Een bruidszwerm (een zwerm die uitvliegt met de jonge moer die op bruidsvlucht gaat) valt niet te vrezen, want -wederom- alle broed is gesloten, en dan zwermt een volk niet. Bijkomend voordeel is dat afzonderlijke koninginnenteelt met deze methode niet nodig is.
Kortom: het volk wordt hermoerd, zonder dat het daarbij aan kracht inboet.
Die tweede periode van 9 dagen is essentieel. Als men die overslaat is er nog open broed en dan kan van een sterk volk makkelijk een bruidszwerm afkomen.
Sommigen zullen tegenwerpen dat een volk liefst zo kort mogelijk zonder leggende moer moet zitten. Dit is nog maar de vraag. Als bijen geen broed te verzorgen hebben verouderen ze maar langzaam. Bovendien zorgt de broedloze periode voor een grote schoonmaak van de raten, waarbij ziektekiemen goeddeels weggepoetst worden. Deze sanering van het broednest is niet anders dan wat er in een natuurzwerm plaatsvindt.
Ja, je moet de koningin zoeken, daar helpt geen lieve moedertje aan. Anderzijds wordt het zoeken van een koningin geleerd in iedere basiscursus. Het maakt deel uit van het basisgereedschap van de imker. Zie het zoeken van de koningin als een soort initiatierite.
Stappen:
- Koningin en eventuele moerdoppen verwijderen.
- Na 9 of uiterlijk 9,5 dagen alle aangezette doppen breken. Bijen van de ramen schudden om geen doppen over het hoofd te zien!
- Stukje raat met eieren in een broedraam bevestigen. Voor een goede beschrijving hiervan zie de Duitstalige site https://basiszuechter.de/basiszucht/vertiefung/zucht-mit-hilfe-eines-eistreifens/.
- Na 4 dagen de gesloten doppen op dit stukje raat verwijderen, want die zijn opgetrokken op te oude larven. Alleen de open doppen laten staan.
- Eventueel op de 16e of 17e dag na het geven van het stukje raat controleren of er een moer is uitgelopen. Niet strikt noodzakelijk, overigens. Want waarom zouden we het volk meer storen dan nodig?
- Ongeveer een maand na het geven van het stukje raat moet de jonge moer wel aan de leg zijn, anders is er iets fout gegaan, meestal tijdens de bruidsvlucht.